Atopische dermatitis (AD) ontstaat bij kinderen vaak als onderdeel van de atopische mars, en komt daarom geregeld voor in combinatie met astma en allergische rinitis. In eerdere studies werd gezien dat AD-patiënten daarnaast een verhoogd risico hebben op bacteriële, virus- en schimmelinfecties en dat een associatie bestaat tussen de aanwezigheid van AD en allergische en immuunziekten. Over de relatie tussen obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) en atopische dermatitis is nog niet veel bekend. Wel werd eerder gezien dat moeders van kinderen met atopische dermatitis niet vaker OCD hebben dan moeders van kinderen zonder AD. In deze nieuwe Zweedse studie werd de relatie onderzocht tussen atopische dermatitis en verschillende aandoeningen, met een speciale focus op OCD.
Het onderzoek bestond uit een retrospectieve case-control-studie waarin gegevens van alle bewoners van het Zweedse gebied Jönköping waren opgenomen uit 2013-2021. Totaal werden 398.874 mensen onder de 90 jaar geïncludeerd, waaronder 2.946 mensen met AD. Aan de hand van deze data werd het risico op comorbiditeiten bepaald bij mensen met en zonder AD, rekening houdend met leeftijd en geslacht.
In de ‘case’-groep waren de patiënten gemiddeld jonger (gemiddeld 23 jaar) dan in de ‘control’-groep (gemiddeld 41 jaar). De ratio man-vrouw was in beide groepen vergelijkbaar, met ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Uit de regressieanalyse bleek dat mensen met atopische dermatitis een significant verhoogd risico hadden om OCD te ontwikkelen (oddsratio [95%-BI]: 2,0 [1,5-2,7]; p<0,001). Daarnaast hadden zij onder meer vaker last van angststoornissen (OR [95%-BI]: 1,5 [1,4-1,7]; p<0,001), depressieve klachten (OR: 1,4; p<0,001) en slaapstoornissen (OR: 1,8; p<0,001) dan mensen zonder AD. Vergelijkbaar met eerdere studies werd ook een verhoogd risico op diverse infecties en auto-immuunziekten gezien.
OCD wordt gekarakteriseerd door terugkerende gedachtes, beelden of de sterke drang om een bepaalde acties uit te voeren, wat zich uit in repetitieve gedragingen of gedachten en kan leiden tot stress en angstklachten. Geschat wordt dat de jaarlijkse prevalentie van OCD 1,2% is en dat 2,3% van de mensen in zijn leven aan OCD zal lijden. Gedurende de testperiode van 9 jaar werden 1,4% van de AD-patiënten gediagnosticeerd met OCD, wat vergelijkbaar is met de globale prevalentie. In vergelijking met de controlegroep, waar 0,6% met OCD werd gediagnosticeerd, was deze prevalentie echter sterk verhoogd.
In eerdere studies werden aanwijzingen gezien dat bij mensen met OCD laaggradige inflammatie aanwezig is, waarbij net als bij AD een verhoogde hoeveelheid IL-4 en IL-17 wordt gezien. Daarnaast is er ook een sterk verhoogde kans om antilichamen tegen de basale ganglia aan te treffen bij mensen met OCD vergeleken met mensen zonder OCD. De onderzoekers van deze nieuwe Zweedse studie verwachten daarom dat OCD en atopische dermatitis verschillende genetica-omgevings-routes delen. Mogelijk zou de behandeling van AD ter herstel van de huidbarrière daarom ook bij kunnen dragen aan het voorkomen van OCD. Verder onderzoek naar de relatie tussen OCD en AD wordt aanbevolen, waarin het ook interessant kan zijn om te onderzoeken of de patiënt een infectie doormaakte rond de tijd dat de OCD startte.
Referentie