Hoewel bekend is dat meer fysieke activiteit geassocieerd is met een lager risico op hart- en vaatzieken en mortaliteit in het algemeen, is de precieze dosis-respons-relatie niet geheel duidelijk. Onlangs is een studie naar de dosis-respons-associatie tussen fysieke activiteit en het risico op hart- en vaatziekten gepubliceerd in British Journal of Sports Medicine.
Het analyseren van fysieke activiteit kan uitdagend zijn omdat veel verschillende meetmethoden gebruikt worden, wat het vergelijken van data afkomstig uit verschillende studies moeilijk maakt. Om dit te overkomen werd in de huidige studie gebruik gemaakt van een nieuw harmonisch studiekader. Dit studiekader maakt het mogelijk om studies te vergelijken waarin dezelfde fysieke activiteit op verschillende wijzen werd gemeten door de data te kwantificeren als marginale ‘metabolic equivalent of task’-uren per week (mMET-uren/week). Hierdoor kon meer data worden geïncludeerd in deze meta-analyse dan in eerdere meta-analyses.
De meta-analyse omvatte prospectieve cohortstudies die voldeden aan de volgende criteria:
Totaal werden 196 artikelen geïncludeerd die samen 94 studiecohorten en >30 miljoen deelnemers omvatten. Meer fysieke activiteit was over het algemeen geassocieerd met een lager risico op alle uitkomsten (mortaliteit, hart- en vaatziekten, kanker). Risicoverschillen waren groter bij 0-8,75 mMET-uren/week, wat gelijk staat aan de aanbevolen 150 minuten matige tot forse aerobe fysieke activiteit per week. Bij 8,75-17,5 mMET-uren/week waren de marginale risicoverschillen kleiner en >17,5 mMET-uren/week waren de verschillen klein en onzeker. De sterkste associaties werden gevonden voor mortaliteit door alle oorzaken (relatief risico (RR) bij 8,75 mMET-uren/week [95%-BI]: 0,69 [0,65-0,73]) en door hart- en vaatziekten (RR bij 8,65 mMET/uren/week [95%-BI]: 0,85 [0,81-0,89]). Geschat werd dat als alle deelnemers ten minste 8,75 mMET-uren/week hadden bereikt 15,7% voortijdige sterfte voorkomen had kunnen worden (95%-BI: 13,1-18,2).
De niet-lineaire dosis-respons-associaties die werden gevonden in deze studie suggereren dat zelfs met een relatief kleine toename in fysieke activiteit het risico op chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten en kanker beperkt kan worden bij inactieve volwassenen.
Referentie