Epidemiologie

Leefstijl, overgewicht en obesitas bij een groeiende populatie overlevenden van kinderkanker: wat zijn de uitdagingen?

NTvL - jaargang 3, nummer 1, maart 2025

dr. E. Bouwman , prof. dr. R.P.M.G. Hermens , S.R. van den Oever , prof. dr. L.C.M. Kremer , dr. J.J. Loonen , dr. S.M.F. Pluijm

SAMENVATTING

In deze ‘Dutch Childhood Cancer Survivor StudyLate Effects After Childhood Cancer’ (DCCSS LATER)-cohortstudie is de prevalentie van ongezond leefstijlgedrag, overgewicht en obesitas bij Nederlandse overlevenden van kinderkanker onderzocht in vergelijking met hun broers en zussen en de algemene Nederlandse bevolking. Daarnaast worden factoren die samenhangen met ongezond leefstijlgedrag, overgewicht en obesitas bij overlevenden van kinderkanker in kaart gebracht. In totaal namen 2.253 overlevenden en 906 broers/zussen uit het DCCSS LATER-cohort-1 deel aan de studie. Vragenlijstgegevens werden verzameld over overgewicht en obesitas (BMI ≥25), lichamelijke inactiviteit (niet voldoen aan de Nederlandse beweegrichtlijn van ≥150 minuten per week matig tot intensief bewegen), overmatig alcoholgebruik (>14 en >21 alcoholische consumpties per week voor respectievelijk vrouwen en mannen), dagelijks roken en maandelijks drugsgebruik. Gegevens van overlevenden van kinderkanker werden vergeleken met hun broers/zussen en leeftijdsgenoten uit de algemene Nederlandse bevolking die de Gezondheidsenquête 2014 (uitgevoerd door het CBS) hadden ingevuld. Van de overlevenden voldeed 30% niet aan de beweegrichtlijn, 26,4% had overgewicht, 9,5% obesitas, 7,1% dronk overmatig alcohol, 12,6% rookte op dagelijkse basis en 3,6% gebruikte ten minste 1 keer per maand drugs. Ze voldeden minder vaak aan de beweegrichtlijnen dan hun broers/zussen (30,0% vs. 19,3%; p<0,001) en rookten minder vaak dan hun Nederlandse leeftijdsgenoten (12,6% vs. 22,4%). Andere leefstijlfactoren verschilden niet tussen overlevenden, hun broers/zussen en Nederlandse leeftijdsgenoten. Statistische analyses met sociodemografische, gezondheids-, kanker- en behandelingsgerelateerde factoren lieten zien dat gehuwde status, lager opleidingsniveau, nietstudent zijn en multimorbiditeit geassocieerd waren met een BMI ≥25 en onvoldoende lichamelijke activiteit. Mannelijke geslacht en lager opleidingsniveau waren geassocieerd met overmatig alcoholgebruik, dagelijks roken en maandelijks drugsgebruik. De bevindingen onderstrepen het belang van persoonsgerichte leefstijlinformatie en begeleiding om overlevenden van kinderkanker aan te moedigen om een gezonde leefstijl en gezond gewicht aan te nemen en duurzaam te onderhouden. Verdere ontwikkeling en evaluatie van effectieve interventies, zoals de Gecombineerde Leefstijlinterventie en eHealth leefstijlcoaching kan bijdragen aan een betere levenskwaliteit en gezondheidsuitkomsten voor deze kwetsbare groep.

(NED TIJDSCHR LEEFSTIJLGENEESKD 2025;3(1):27–35)

Lees verder

RISICOFACTOREN VOOR DEMENTIE OP JONGE EN LATE LEEFTIJD

NTvL - 2024, nummer 4, september 2024

dr. S. Hendriks , C. Rosenau , dr. K. Peetoom , prof. dr. M. de Vugt , dr. K. Deckers , prof. dr. M. van Boxtel , dr. S. Köhler

SAMENVATTING

Dementie is een van de grootste gezondheidsuitdagingen wereldwijd vanwege het toenemende aantal mensen met dementie en het uitblijven van een curatieve behandeling. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft dementie als een grote volksgezondheidsprioriteit aangemerkt en benadrukt dat risicoreductie cruciaal is. Decennia aan onderzoek heeft laten zien dat er verschillende veranderbare risicofactoren voor dementie op late leeftijd zijn, zoals roken, fysieke inactiviteit en depressie. Deze zijn onlangs samengevat, en door een expertpanel bevestigd, in de herziene ‘LIfestyle for BRAin health’ (LIBRA2)-score en worden gebruikt in op leefstijl gebaseerde interventiestudies in Nederland. Tot voor kort was het onduidelijk of deze factoren ook geassocieerd waren met dementie op jonge leeftijd (voor het 65e levensjaar). Een nieuw grootschalig onderzoek heeft laten zien dat 15 factoren geassocieerd zijn met dementie op jonge leeftijd, waaronder sociale isolatie, depressie en verminderde gehoorfunctie. Omdat observationele studies beperkte bewijslast voor causaliteit geven, zijn wereldwijd verschillende interventiestudies uitgevoerd. Deze hebben, met wisselende resultaten, aangetoond dat een gezonde leefstijl de cognitieve achteruitgang in zekere mate kan vertragen. Interventiestudies gericht op dementie op jonge leeftijd zijn gezien de relatief lagere prevalentie minder zinvol. Gen-omgevingsinteracties, alsook Mendeliaanse randomisatiestudies zijn de meest kansrijke manier om op individueel niveau meer duidelijkheid over de mogelijke causale bijdrage van deze risicofactoren aan dementie op jonge leeftijd te krijgen. Om modificeerbare risicofactoren in de populatie uiteindelijk succesvol te verminderen, is het nodig duurzame gedragsverandering te bereiken. Het is hierbij essentieel om individuen met verhoogd risico beter te identificeren en om bestaand gezondheidsadvies verder te personaliseren.

(NED TIJDSCHR LEEFSTIJLGENEESKD 2024;2(4):166–73)

Lees verder