Een gezond dieet kan zelfs zonder gewichtsverlies te veroorzaken de cardiometabole gezondheid verbeteren. Onduidelijk is echter waarom dit bij de één wel gebeurt, en bij de ander niet. Factoren zoals sekse, eetgewoonten, metabolisch fenotype en de compositie van de darmflora kunnen deze verschillen mogelijk verklaren. Om deze heterogene respons te voorkomen kan een precisie-aanpak worden overwegen, waarbij voedingsadviezen worden gebaseerd op de individuele karakteristieken van een persoon.
Om de haalbaarheid van een dergelijke precisie-aanpak te onderzoeken werd een ‘proof-of-concept’-studie uitgevoerd naar het effect van het moduleren van macronutrient-compositie in het dieet gebaseerd op spier insuline-resistente (‘muscle insulin-resistant’, MIR) of lever insuline-resistente (LIR) fenotypes op cardiometabole gezondheid. Zowel mannen als vrouwen met MIR of LIR werden gerandomiseerd tot PhenoDiet groep A of B en volgden een 12-weeks dieet hoog in mono-onverzadigde vetzuren (HMUFA) óf een dieet laag in vetten, hoog in proteïne en hoog in vezels (LFHP).
Totaal werden 242 deelnemers geïncludeerd (58% vrouw), met een BMI van 25-40 kg/m2 (gemiddeld 29,9 kg/m2) en een leeftijd van 40-74 jaar (gemiddeld 60 jaar). Weefselspecifieke insulineresistentie werd vastgesteld tijdens de screening met behulp van de spier insulinesensitiviteitsindex (‘muscle insulin sensitivty index’, MISI) en hepatische insulineresistentie-index (HIRI). Deze indexen werden berekend op basis van glucose- en insulineresponses in het plasma tijdens een 7-punts orale glucosetolerantietest. Het merendeel van de deelnemers (76%) vertoonde normale glucosetolerantie op baseline. De BMI van LIR-deelnemers was hoger dan bij MIR-deelnemers (p=0,037) terwijl het gebruik van anti-inflammatoire medicatie meer voorkwam bij MIR- dan LIR-deelnemers (p=0,041).
De frequentie van voedselinname en de mate van ‘therapie’-trouw was vergelijkbaar in beide groepen. De primaire uitkomst van deze studie was de dispositie-index; een composietmeting van zowel insulinesensitiviteit als insuline-uitscheiding. Hoewel in de PhenoDiet groep B geen significante verbetering van de dispositie-index werd geobserveerd (p=0,109), werden wel grotere verbeteringen in insulinesensitiviteit (p=0,004), glucosehomeostase (p=0,004) en serumconcentraties van triacylglycerol (p=0,028) en C-reactief proteïne (p=0,034) gezien vergeleken met PhenoDiet groep A. De verbeteringen in insulinesensitiviteit en glucosehomeostase die werden geobserveerd in groep B waren significant bij zowel de MIR- en LIR-subgroepen.
De onderzoekers concluderen dat het moduleren van de macronutriënt-compositie met behulp van voedingsrichtlijnen gebaseerd op een weefselspecifiek insulineresistentie-fenotype de cardiometabole gezondheid kan verbeteren.
Referentie