Langere slaapduur kan in verband worden gebracht met neurodegeneratie, wat een mogelijke risicofactor vormt voor toekomstige cognitieve achteruitgang en dementie. Ook blijkt depressie invloed te hebben op slaap en cognitieve tekorten, zoals aangetoond in een recente posterpresentatie door neuroloog Vanessa Young op de Alzheimer’s Association International Conference.
Onderzoekers van het University of Texas Health Science Center in San Antonio (Verenigde Staten) richten zich op het identificeren van modificeerbare risicofactoren om de aanvang van de ziekte van Alzheimer en aanverwante dementieën te vertragen of te voorkomen. Ze erkennen dat slaap een belangrijke invloed heeft op cognitie.
Nieuw onderzoek heeft vastgesteld dat een langere slaapduur waarschijnlijk samenhangt met cognitieve tekorten bij mensen met depressie. Bovendien kan langere of overmatige slaap wijzen op neurocognitieve veranderingen of fungeren als een modificeerbare risicofactor voor cognitieve achteruitgang.
Gezien het feit dat veranderingen in slaappatronen vaak voorkomen bij oudere volwassenen, en verminderde slaap geassocieerd is met een verhoogd risico op cognitieve achteruitgang en dementie, wilden de onderzoekers de verbanden tussen slaapduur en cognitie onderzoeken. Ze wilden tevens nagaan of depressie hier een rol in kan spelen.
De studie omvatte 1.853 dementie- en beroertevrije individuen uit de Framingham Heart Study 3rd Generation, Omni 2 en New Offspring Spouse Cohorts, met een gemiddelde leeftijd van 49,84 jaar. Van deze deelnemers was 42,69% man en 95,78% wit. Alle deelnemers ondergingen een neuropsychologische testbatterij, evenals tests en beoordelingen die globale cognitie, het vermogen om individuele taken uit te voeren, slaapduur (kort [6 uur of minder], gemiddeld [6 tot 8 uur] en lang [9 uur of meer]) en depressie onderzochten. Depressie werd gemeten met de 20-item Center for Epidemiologic Studies Depression Scale of door farmacologische interventie.
Voor de data-analyse gebruikten de onderzoekers twee multivariabele lineaire regressiemodellen: een model gestratificeerd naar leeftijd, geslacht, opleiding, tijd tussen slaapvragenlijsten en neuropsychologische tests, en een gecombineerd model met gezondheidsgerelateerde factoren zoals hypertensie, cholesterol, HDL- en triglycerideniveaus, BMI en apolipoproteïne E-status.
De resultaten toonden een significant verband tussen langere slaapduur en slechte globale cognitie, zonder een vergelijkbaar verband voor kortere slaapduur. Verder was langere slaapduur significant geassocieerd met slechtere prestaties in executief functioneren, visuele en geheugenprestaties in vergelijking met degenen met een gemiddelde slaapduur in beide modellen.
Daarnaast bleek dat depressie waarschijnlijk een bijdragende factor was voor slechtere prestaties in globale cognitieve, visuele en geheugentests. Langere slaapduur was waarschijnlijk geassocieerd met cognitieve tekorten bij degenen met depressie in vergelijking met degenen zonder een depressiediagnose.
Het onderzoek suggereert dat een subpopulatie met potentiële mentale stoornissen zoals depressie meer risico loopt om de ziekte van Alzheimer of cognitieve tekorten te ontwikkelen. Toekomstig onderzoek zal meer vragen over slaap moeten omvatten om een beter inzicht te krijgen in de slaapkwaliteit van de deelnemers.
Referentie