De richtlijnen voor klachten die wijzen op een mogelijk hartinfarct of een beroerte zijn onlangs herzien door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). De vorige versie van de huisartsenrichtlijn voor Acuut Coronair Syndroom (ACS) dateerde alweer van 2012 en was aan een update toe.
Pijn op de borst is nog steeds de belangrijkste klacht om een dreigend hartinfarct te herkennen. Maar het blijkt dat slechts 5 tot 10 procent van mensen met deze klachten inderdaad een ACS heeft. In de overige gevallen gaat het om brandend maagzuur of een spier- of zenuwgerelateerd probleem in de borstwand.
Toch worden relatief veel mensen die zich met pijn op de borst bij de huisarts melden voor de zekerheid doorverwezen naar het ziekenhuis. De nieuwe richtlijn is dan ook mede bedoeld om ‘oververwijzing’ te beperken.
Veel hangt daarbij af van het contact tussen de huisarts en de patiënt. Aan de buitenkant is immers niet in te schatten of iemand een hartinfarct heeft. Vaak worden mensen dan voor de zekerheid naar de cardioloog gestuurd. Er zijn huisartsen die een eenvoudig elektrocardiogram kunnen maken (ECG, ook wel ‘hartfilmpje’ genoemd) maar dat biedt lang niet altijd uitsluitsel. Ook in de nieuwe richtlijnen blijft het advies aan huisartsen om bij twijfel mensen direct naar de cardioloog door te verwijzen. Er wordt wel gewerkt aan sneltesten die huisartsen of ambulancepersoneel kunnen afnemen om een snelle diagnose te stellen, maar vooralsnog zijn die testen niet betrouwbaar genoeg.
In de nieuwe richtlijn wordt wel aanbevolen dat troponine gebruikt wordt. Dat is een bloedmarker waarmee een paar uur na de eerste klachten aan duidelijk wordt of er sprake is van beschadigd hartweefsel, wat wijst op een hartinfarct. Momenteel wordt troponine nog alleen in het ziekenhuis gebruikt, maar de huisartsen willen dat ook zij deze diagnostiek kunnen inzetten, en dat geldt ook voor ambulancepersoneel.
De huisartsenrichtlijn voor het herkennen van een beroerte is eveneens vernieuwd. De vorige versie dateerde van 2017. De signalen van een beroerte blijven hetzelfde, met het welbekende FAST-acroniem. FAST staat voor: face, arms, speech, time; mensen met een beroerte hebben vaak last van een scheve mond, tintelingen of verminderde kracht in een arm of been, verminderd zicht of evenwichtsstoornissen.
Veel symptomen bij een herseninfarct en -bloeding zijn snel herkenbaar, waarna een huisarts direct een ambulance belt. Maar sommige klachten zijn vager zoals draaiduizeligheid of een balansstoornis. Bij een TIA kan de eerste inschatting en de definitieve diagnose bovendien nog veel lastiger zijn. Die klachten duren korter en gaan over, ook zijn ze minder ernstig. Hierdoor kunnen zowel patiënten als artsen op het verkeerde been worden gezet. Veel andere symptomen kunnen lijken op een TIA en andersom, zoals een aanval van migraine of epilepsie. Reden voor de werkgroep om in de richtlijn extra aandacht te schenken aan wat wel en niet bij een TIA past. Een TIA kan namelijk een voorbode zijn van een mogelijk grotere hersenbloeding in de dagen erna.
Daarnaast is in de richtlijn ook veranderd hoe de acute behandeling van een herseninfarct verloopt. In de richtlijnen van 2017 werd er nog vanuit gegaan dat hulp die 4,5 uur na een beroerte kwam feitelijk te laat was, maar dankzij verbeterde behandelingen is die periode flink opgerekt. Tot 12 uur na verdenking van een beroerte kan een ambulance met spoed ingezet worden.
In de vorige richtlijn was eerst het oordeel van een neuroloog nodig, liefst binnen 24 uur, om een TIA-patiënt met bloedverdunners (aspirine) te laten starten. Maar in de nieuwe richtlijn hoeft de huisarts niet langer op de neuroloog te wachten. Een op de tien mensen die een TIA krijgen hebben binnen 3 maanden een ernstige beroerte, en de helft van die beroertes na een TIA vindt al binnen enkele dagen plaats. Daarom worden in de nieuwe richtlijn huisartsen aangespoord om meteen met aspirine te starten bij een vermoeden van een TIA.
Referenties